Bij het opruimen kwam ik in de al vaker genoemde schoenendoos een paar losse bladzijden tegen, uit een schrift gescheurd. Op de bladen had mijn moeke poesiealbumversjes geschreven die ze zich nog herinnerde. (Ergens begin jaren zeventig… Toen was ze ongeveer 65) Ook had ik er zelf een paar aan toegevoegd die ik waarschijnlijk heb “gepikt” uit albums van kinderen uit mijn klas. Drie, vier jaar geleden had ik een interview met een oud-Noordhornse (Elleke Nanninga-Kloosterman), die mij haar poesiealbum liet zien (ze had er twee, als ik me goed herinner). Een van de versjes was van haar schoolvriendinnetje Annie Hiemstra, die later op bijna 14-jarige leeftijd verongelukte (juni 1943):
Bij het lezen van al die versjes zie je dat hele versjesfenomeen weer volop verschijnen. Het vragen of meester een versje wilde schrijven…. Jouw antwoord dat je dat natuurlijk wel wilde, maar…. “Ik heb het druk, dus het kan wel even duren voor je het album terugkrijgt!” Dat was geen probleem, het meisje (zelden een jongen) huppelde opgelucht weg…. Later zei ik erbij dat ze zelf weer even moesten vragen, als het te lang duurde… (Toen begon mijn vergeetachtigheid blijkbaar al…)
Op de lagere school in Midwolda was het ruilen van poesiealbums uitsluitend een zaak van meisjes. Ik kan me niet herinneren ooit een album te hebben voorzien van een versje en plaatjes, in die vijftiger jaren.
In Zuidhorn op de O.L.S. Frankrijkerlaan en later op de O.L.S. aan de Oosterweg in Noordhorn kwam het bij vlagen voor, maar dan ook intensief. Vreemd verschijnsel…. Net zoiets als knikkeren. Het dook zo maar op en dan had ik soms 3, 4 of 5 albums op de rand van mijn tafel liggen (en zat ik na schooltijd met kleurkrijt de bladzijden te ‘versieren’….) Daarna had je zo maar een periode waarin je maanden lang geen poesiealbum te zien kreeg…..
Laat ik nog eens wat versjes naar voren halen (eerst de oude van mijn eigen moeke):
Laat uw lichtje schijnen
Helder in het rond
Laat het vriendlijk stralen
Waar je droefheid vond
Laat het beide flikkeren
Waar men scherst of lacht
Krachtig moedig branden
Waar het lot je bracht
(Heb ik waarschijnlijk niet gebruikt, vanwege dat ‘flikkeren’….)
Twee open oogjes
Een hartje van goud
Een zuiver geweten
Zorgt dat ge het houdt!
Een poesje uit Drenthe
liet zijn staart permanenten
Een hondje die het zag
Schoot in de lach….
Grijp zonder vreeze
De doornen aan
Opdat de rozen
u niet ontgaan….
Wees steeds een zonnestraaltje
Voor elk die gij ontmoet
Dan doet ge anderen vreugde
En hebt het zelf ook goed!
Een aardig klokje tikt er
In ’t hart van groot en klein
Het laat zich telkens horen:
“Wees goed, wees braaf, wees rein!”
Hoger dan de blauwe luchten
En de sterretjes van goud
Woont de Vader in de Hemel
Die van alle kinderen houdt
Dag vlindertje, wat ben je vroeg
Kom je met me spelen?
Zet je een poosje bij me neer
‘k zal je niet vervelen
Hé vlindertje, zeg wil je niet?
Wat is dat nu kleine rakker?
Ga jij maar naar de bloemen toe
En maak de elfjes wakker!
(wordt vervolgd)
MIJN moeder schreef hetzelfde versje in mijn poesiealbum. Maar daarin staat “Laat het BLIjDE flik’ren. En dan was er ook nog een 2e couplet.