Uit: "En de liefste dingen nog verder" – PAUL DE WISPELAERE – Uitg.: Atlas, 1998, bladzij 150/151:
(..) De wereld laat me niet met rust, is eropuit zijn machine draaiend te houden. Zo wordt mij bericht dat het potje aardbeienyoghurt dat ik iedere morgen oplepel langs onvoorstelbare wegen tot mij is gekomen: de vruchten uit Spanje, het geplastificeerde karton uit Scandinavië en de folie uit Frankrijk. In totaal heeft het een afstand van ruim achtduizend kilometer afgelegd. En het model onderbroek dat ik draag is ontworpen in Italië, de stof is betrokken uit Engeland en het elastiek is erin genaaid in Portugal. In dat intieme kledingstuk is de Europese Unie dus voltooid. Om al die kunststukjes te verwezenlijken wordt een gigantisch transportverkeer op touw gezet dat de wegen blokkeert en onnoemelijke schade toebrengt aan het leefmilieu. En om dit euvel te verhelpen worden in Zwitserland al plannen gesmeed voor de aanleg van een onderaards wegennet dat het hele grondgebied zou omspannen. Duizenden kilometers tunnel opdat ik in het warenhuis een potje jam zou kunnen kopen waarvoor mijn moeder zaliger de ingrediënten uit de tuin haalde en dat zij in haar eigen keuken bereidde.
(..)