Soldaat Herbert Quast – geloven…

Blz.113/114:
(..)
"Waarom brak Jezus het brood, waarom hadden ze geen messen? Waarom waren de discipelen zomaar gaan slapen, in plaats van op te blijven met Jezus, die zo’n groot verdriet had? Waarom hebben ze hem allemaal verlaten en zijn ze gevlucht? Had Jezus werkelijk zulke waardeloze vrienden? Waarom maakt Jezus blinden ziend en wil hij dan dat ze er niet over spreken? Waarom zegt hij: ‘Wie oren heeft, die hore!’ Waren er toen ook mensen zonder oren? En Heinrich, de leerling naast Quast, gaf hem alweer een por en begon te fluisteren. Hij wilde absoluut zeeslagje spelen.
Herbst, de godsdienstleraar, sloeg met zijn liniaal op de katheder, voor de derde maal al, en kraste: "Stilte daar achter! " Maar Heinrich was niet stil. Heinrich spartelde en giechelde. En zo gebeurde het.
Resize_of_soldaat_herbert_quast

"Quast, kom naar voren!" Quast bleef zitten. Hij dacht dat de leraar Heinrich bedoelde. "Komt er nog wat van?" Inderdaad, het ging om hem, Quast. Hij sprong verward op, liep haastig naar de katheder. Waarom hij? "Quast, ik had kletsen verboden. Maar jij hebt gekletst!" – ‘Ik heb niet gekletst!’ – "Dat is het toppunt! Jij bent niet alleen ongehoorzaam, je liegt bovendien!" – ‘Ik lieg niet, en ik ben niet ongehoorzaam!’ – "Zo, jongetje, dus brutaal ben je ook nog!"
Het gezicht van leraar Herbst, rossig, met hatelijke, vurige oogjes en vale wimpers, naderde het gezicht van Quast, die zich vol walging afwendde. Herbst had een wrat op zijn mondhoek. Je kon spleetachtige neusgaten zien met haren erin. De neusvleugels hadden roodachtig blauwe aderen. En Herbst had een slechte adem.
"Quast, kijk me aan! Je bent weerspannig, je bent brutaal. Je wilt je leraar tegenspreken. Uitgerekend tijdens de godsdienstles!" Herbst richtte zich op, smal en mager. Zijn lippen trilden. "En – daar – ik laat je zien wat we met zulke leerlingen doen. En – daar, daar, daar!" Bij iedere ‘daar’ sloeg zijn knokige hand met gele nagels en rossig vlashaar Quast op zijn gezicht. Quasts hoofd vloog heen en weer. Tranen van machteloze woede sprongen hem in de oden. Hij bleef roerloos staan, met gebalde vuisten. Hij kon het gewoon niet begrijpen.
Buiten op de gang begon de bel te ratelen. Herbst liet zijn hand zakken. En tegelijk met de bel riep Quast uit: ‘Amen!’ Vervolgens wankelde hij naar zijn plaats, pakte het godsdienstboek, dat warm van de zon was en zo verdovend geurde. Hij klapte het dicht en fluisterde: ‘Tot in de eeuwigheid!’ Want
: wat was dat voor een god die toestond dat zulke bullebakken als die Herbst HEM vertegenwoordigden?Wat was dat voor een geloof dat de mensen beter maakte doordat de machtigen de machtelozen in het gezicht sloegen?’

Uit: "Soldaat Herbert Quast" – HASSO G. STACHOW  Uitgeverij: A.W.Bruna & Zoon, 1981 – ISBN 9022975622

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.